dinsdag 25 juni 2013

Studenten die naar de bibliotheek gaan presteren beter

Beter nieuws kun je, zo vlak voor de vakantie, niet krijgen. We zochten al zo lang naar het harde bewijs van wat wij, mediathecarissen/bibliothecarissen, al lang weten: zonder ons zijn leerlingen nergens. Veel studenten gebruiken de bibliotheek helemaal niet, dat weten we allemaal. Zij zoeken informatie via Google, Wikipedia en andere webbronnen. Studenten die tijdens een collegereeks gebruikmaken van boeken, artikelen en andere bronnen uit de bibliotheek presteren beter dan studenten die dat niet doen. Onderzoek van de University of Wollongong in Australië bevestigt dit. Voor het bibliotheekonderzoek hebben de onderzoekers gekeken naar de behaalde cijfers van studenten met een hoog bibliotheekgebruik. Deze cijfers liggen hoger dan die van studenten die weinig of nooit materialen uit de bibliotheek halen, aldus Informatieprofessional in een nieuwsbericht

Uit het onderzoek:
“While initial reports are rudimentary and do not yet incorporate data on e-resource usage, results are favourable in demonstrating the value of using the library information resources in coursework. Based on the data generated to date, students who borrow library resources do outperform students who do not.”
De onderzoekers gaan er van uit dat de fysieke collectie steeds minder wordt uitgeleend en proberen een model te vinden om het gebruik van elektronische data en bronnen vast te leggen en te koppelen aan studenten. Ik begrijp wel dat je gaat meten omdat je wilt weten, maar wat blijft is een ongemakkelijk gevoel bij wat nu oorzaak en gevolg is? Onmiddellijk ook kwam er al een reactie op het bericht op de site van Informatieprofessional van de hand van Lukas Koster: “Er is voor zo ver ik kan zien geen causaal verband. Het kan ook zijn dat de intelligentere studenten meer gebruik maken van de UB, maar ook zonder UB-gebruik hoger zouden scoren. Zou interessant zijn om uit te zoeken, net als de vraag wat deze succesvolle groep dan precies doet in de UB. Raadplegen ze daar fysieke of alleen digitale materialen? En zouden ze dat laatste ook vanuit huis kunnen doen?”



Uit eerder onderzoek (2011) bleek ook al dat studenten met betere resultaten (grade1) twee keer zoveel boeken lenen, drie keer zoveel inloggen en vaker naar de bieb komen als studenten die grade 3 scoren. “Haal je betere resultaten doordat je meer leent? Of leen je meer omdat je meer interesse voor het vak hebt, en scoor je daardoor beter? Of ben je zo slim dat je snapt dat je de bieb nodig hebt. Dat werpt nóg een interessante vraag op. 15% van de studenten die hoog scoorden hadden geen gebruik gemaakt van de bibliotheek! Hoe zit dat dan? Zijn dat de echte genieën?” Deze terechte vragen stelde Anneke Dirkx op haar weblog. Maar ook in het onderzoek zelf worden al kanttekeningen gemaakt: “This is not a strict cause-and-effect relationship and libraries must be careful not to overstate the correlative case. There will be many variables which impact on a student’s final degree result, and use of library resources will be just one.”

Het is dus mijns inziens nogal moeilijk om statistische gegevens betreffende Mediatheek- of bibliotheekgebruik direct te koppelen aan wat het voor de individuele gebruiker of school zou kunnen opleveren. Je kunt echter wel je focus veranderen: “Can we move from the need to survive to something better? Can we change how we go about our work, rather than just continue to seek more money?” (2008, 4). Indeed, librarians can shift from asking “Are libraries valuable?” to “How valuable are libraries?” or “How could libraries be even more valuable?” Dit is een conclusie van het onderzoek The Value of Academic Libraries (2010).

Zou dan misschien de Bibliotheek Scorecard ons kunnen helpen. Deze methode kijkt vanuit vier perspectieven naar het functioneren van een organisatie (Mediatheek/bibliotheek):
• Het dienstenperspectief : hoe waarderen klanten onze diensten?
• Het innovatieve perspectief : vernieuwen we genoeg?
• Het financiële perspectief : hoe wordt het geld besteed?
• Het procesmatige perspectief : hebben we onze processen goed georganiseerd?
Hoe kun je zelf waarde toevoegen aan je organisatie? Hier lijken mij vooral het dienstenperspectief met gedegen klantenonderzoek en het innovatieve perspectief interessant. Innovatie is mijns inziens een must. Het aantal uitgeleende boeken of het gebruik van de Mediatheek als ruimte zegt eigenlijk niet zo veel over het belang van de Mediatheek binnen het onderwijs. Ik denk persoonlijk dat onderwijs en mediatheek veel meer moeten integreren en dat een mediathecaris zich niet in de Mediatheek moet laten opsluiten. De mediathecaris is onderdeel van het onderwijsproces en kan de docent vooral waar het de digitale informatievoorziening en het gebruik van didactische tools betreft professioneel ondersteunen. De leerlingen kan hij/zij op weg helpen door naast het aanbieden van boeken ook op e-bronnen te focussen. Tevens heeft hij of zij een taak waar het de ordening en aanschaf van (digitale) informatie en content binnen de onderwijsinstelling betreft en kan hij of zij aanjager zijn van didactische veranderingen. Als informatiespecialist is hij/zij dé figuur in de organisatie die het overzicht heeft op de snelle veranderingen in de digitale wereld. En natuurlijk, zolang er boeken zijn worden deze ook in het onderwijs gebruikt en aangeboden, maar de mediatheken zouden er over, zeg vijf jaar, wel eens heel anders kunnen uitzien. 
In elk geval hebben we dan de foto’s nog.

Dat de mediatheek nu juist vaak buiten het onderwijsproces wordt gehouden is ook vreemd, want het is aangetoond dat bij samenwerking tussen mediathecarissen en docenten, leerlingen een hoger niveau behalen in lees-, schrijf- en leervaardigheden, in het oplossen van problemen en in informatieve en communicatieve vaardigheden (IFLA/Unesco Manifest voor Schoolmediatheken).

Uiteindelijk is het mijns inziens van belang dat je data (cijfermateriaal) van het mediatheekbezoek en de tevredenheid van klanten koppelt aan de zichtbaarheid bij leerdoelen en eindtermen. Je kunt dus niet alleen kijken naar de Mediatheek, maar moet ook de rol van de mediathecaris of informatiespecialist in het onderwijs er bij betrekken. Als de professionaliteit van de mediathecaris meer wordt ingezet bij de leerdoelen en eindtermen dan wordt ik eigenlijk pas echt blij.

dinsdag 18 juni 2013

Wordt mediawijs met medialogica

Echt of onecht, that’s the question. Het is een vraag die in het digitale tijdperk steeds moeilijker valt te beantwoorden. Is die banksite waarop ik inlog een namaakwebsite, bedoeld om mij van mijn geld te beroven? Geeft dat YouTube filmpje de feiten weer, of is het propaganda? Is die foto in de krant nu echt of is hij gemanipuleerd? En, die website van die organisatie, is dat een nepsite? 
Kunnen we eigenlijk de media nog vertrouwen? De media dienen als gids om greep te krijgen op de werkelijkheid, ze bepalen in belangrijke mate ons beeld van de werkelijkheid. Zij moeten een betrouwbare gids zijn. Hoe verhoudt het beeld dat zij schetsen zich tot de werkelijke wereld? Welke mechanismen zijn er aan het werk? Het beeld dat de media van de werkelijkheid toont, kan soms een nieuwe werkelijkheid worden. Dat heet met een duur woord medialogica en wie goed kijkt ziet dat mechanisme vaak opduiken. Soms onbewust, maar ook wel bewust wordt er een loopje genomen met de feiten.
Argos tv onderzoekt in Medialogica aan de hand van concrete voorvallen het verschil tussen de werkelijkheid en het beeld dat media daarvan schetsten. In de uitzendingen worden verschillende spraakmakende onderwerpen behandeld als: Project XEuropa, van vriend tot vijand en Marokkaanse reljeugd. Marc Josten (eindredacteur van het programma) zegt op socialisme.nu: “Als de afgelopen tien jaar een ding echt heeft gespeeld, dan is het dat beelden steeds belangrijker zijn geworden dan feiten”. Met “beelden” bedoelt hij: het ontstaan van publieke opinie, omdat beleidsmakers, journalisten en consumenten zich bewust of onbewust aanpassen aan de kaders en de regels van de media (uit: hoorcollege Medialogica, Marc Josten). Het is dan ook van groot belang dat onderzoeksjournalistiek de macht blijft controleren en de juiste vragen stelt.

De site van Argos tv biedt voor lessen maatschappijleer of mediawijsheid een keur aan cases. Mediabegrip als onderdeel van mediawijsheid staat hier centraal. Tevens vind je op de site twee inleidende hoorcolleges van Marc Josten over journalistiek en het eerder genoemde medialogica en de integrale uitzendingen van het seizoen 2012. Op Uitzending Gemist vind je ook de afleveringen van 2013.

Owen Schumacher onderzoekt in de serie Nep ook wat niet echt is in de wereld. In de eerste aflevering staat de geloofwaardigheid van het bombardement aan foto's dat dagelijks op ons af komt centraal. Owen wil weten hoe een gemanipuleerde foto in 1917 de wereld kon overtuigen van het bestaan van elfjes. Zelf vervalst hij met het grootste gemak de duurste foto die er op dit moment in de wereld te koop is. Maar wat is er dan nog wel echt in de fotografie? Bij World Press Photo probeert Owen daar achter te komen. De Engelse fotografe Alison Jackson heeft lak aan echtheid en maakt provocerende foto's met dubbelgangers van beroemde mensen. Tijdens een fotoshoot in Londen krijgt Owen plotseling zelf ook een rol als vervalser van de werkelijkheid.

Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.


Iemand zelf digitaal voor de gek houden is trouwens ook heel makkelijk. Met Newsjack kun je de inhoud van een bestaande krant- of nieuwssite “tijdelijk” veranderen. Je kunt de tekst veranderen en er andere foto’s aan toevoegen. De opmaak en lettertype blijft gelijk, zodat niemand op het eerste gezicht ziet dat de site gemanipuleerd is. Je kunt je gemanipuleerde nieuws ook nog eens publiceren via een link als je op Share Remix klikt. Je kunt de link aan iemand anders sturen die vervolgens na 10 seconden de volgende medededeling boven in beeld krijgt: You’ve been Newsjacked. Die persoon kan daarna weer gewoon terug naar de oorspronkelijke tekst. Ook met Flexfonts - zoals ik al in een eerdere blogpost meldde - kun je spelen met lettertypes uit bestaande logo’s. Deze kun je downloaden en bijvoorbeeld in Word gebruiken of je gaat direct online aan de slag. Je kunt hiermee je eigen (onofficiële) poster van je favoriete merk maken. Ook zijn er veel opdrachten te bedenken met fotobewerkingssoftware.
Het is heel leerzaam om de leerlingen te laten ervaren hoe makkelijk het in het digitale tijdperk is om de feiten te manipuleren. Wijs de leerlingen wel op hun verantwoordelijkheid en houdt de “grappen” netjes. Bedreigingen of kwetsende inhoud worden nooit geaccepteerd.

Meer hierover in de Mediatheek: Bruijn, C. de, Van Tofu krijg je geheugenverlies; Hamelink, C.J., Regeert de leugen? en Ginneken, J. van, Verborgen verleiders. Hoe de media je sturen. Deze uitgaven zijn voor iedereen te leen.

dinsdag 11 juni 2013

Online risicogedrag van jongeren

Sexting is een term voor het digitaal versturen van seksueel getinte foto's en video's. Het is altijd groot nieuws als er weer een incident bekend wordt. Wie de berichtgeving over sexting de laatste jaren heeft gevolgd, moet haast wel denken dat er sprake is van een epidemie. Maar wat zijn nu eigenlijk de cijfers? Online seksueel risicogedrag komt helemaal niet massaal voor onder tieners, maar beperkt zich tot slechts een kleine groep adolescenten. Ook verschillen volwassenen en adolescenten weinig in online seksueel risicogedrag en hun inschatting van de bijbehorende voor- en nadelen. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Susanne Baumgartner. Zij promoveerde onlangs op Adolescent sexual risk behavior on the internet. Uit haar onderzoek blijkt dat nog geen 3 procent van de jongeren seksueel getinte foto's van zichzelf verstuurt. Baumgartners conclusie dat de overgrote meerderheid van de jongeren dus niet aan sexting doet, komt overeen met de feiten die onderzoeker jeugd & cybersafety Joyce Kerstens van NHL Hogeschool in Leeuwarden verzamelde. Van een gevaarlijke epidemie lijkt vooralsnog dus geen sprake, al zijn er nog altijd tienduizenden jongeren die aan sexting doen. Dat zijn vooral laagopgeleide jongeren, blijkt uit Kerstens' onderzoek. "Vmbo-leerlingen zijn de doeners", zegt zij. "Havisten en vwo'ers zijn vaker passieve consumenten: zij kijken meer porno."
Enkele cijfers uit het onderzoek van Baumgartner: Een grote groep adolescenten vertoonde geen seksueel risicogedrag gedurende de adolescentie (70%). Een tweede groep vertoonde een matig niveau van seksueel risicogedrag (24%) en een derde groep vertoonde een verhoogd niveau van seksueel risicogedrag (6%). De laatste groep bestaat uit tieners die niet tevreden zijn met hun leven, uit minder hechte families komen en over het algemeen lager opgeleid zijn. Deze groep heeft ook vaker te maken met een negatieve internetervaring. Hiermee wordt onder andere bedoeld het ontvangen van ongewenste verzoeken op seksueel gebied en pesten via internet. Die groep is weliswaar klein, maar in aantal natuurlijk nog relatief groot en verdient zeker aandacht, ook op school. De school zou bij het aanbieden van mediawijsheid extra aandacht moeten geven aan de specifieke problemen van deze groep leerlingen. Achter de schermen. Mediagebruik en -gedrag vmbo jongeren 2012 is een onderzoek uitgevoerd door Dialogic in opdracht van Mediawijzer.net onder vmbo-jongeren (12-16 jaar). Dit onderzoek naar de stand van zaken van mediawijsheid onder vmbo-jongeren kan daar prima bouwstenen voor aandragen.

Hoeveel van onze Vrije School leerlingen hebben eigenlijk negatieve ervaringen op internet? Floris Steenman onderzocht in het kader van zijn eindwerkstuk De effecten van Social Media op jongeren onder meer hoeveel jongeren bij ons op school zich onveilig voelen op social media. Van de 290 leerlingen die door hem (en kinderpsycholoog Anne Rijke) werden geënquêteerd gaf 77% aan zich nooit onveilig te voelen op sociale media, 22% soms en 1% vaak. Belangrijk is nog wel dat in de onderzoeksgroep de 16/17 jarigen iets in de meerderheid waren en onduidelijk is in elk geval hoe de verhouding mavo/havo/vwo in dit onderzoekje ligt.

Dat pubers op internet eerder onverantwoorde risico's nemen dan in het 'gewone' leven, zoals veel ouders denken, klopt niet, zegt Baumgartner. Zij stelt wel: De matige en verhoogde risicogroepen volgden het typische ontwikkelingstraject van risicogedrag dat bestaat uit een stijging tussen vroege en midden-adolescentie, een piek in de midden-adolescentie en daarna een daling. Een voorbeeld uit Engels onderzoek (2011) door Ranjana Das bevestigt dit: “you can’t write bad things on Facebook, for they have a big computer. They will cancel your account if you are rude or a perv and never let you go online again” (p. 199), zegt een 11-jarige in dit onderzoek. De gedachte bestaat dat onprettige dingen gefilterd worden door “iemand” bij Facebook. Hoe ouder kinderen worden, hoe meer dit verschuift van één persoon naar een abstract begrip van meerdere personen. De oudere respondenten wijzen op commerciële gevaren en stellen dat er veel mis is met de privacy-instellingen van Facebook. Das concludeert dat de manier waarop jongeren social media benaderen gevormd wordt door hun ervaringen. Omgaan met Facebook volgt de stappen die horen bij opgroeien.

Ook uit een recente PEW-studie Teens, Social Media, and Privacy blijkt dat er steeds meer gedeeld wordt op social media en dat tieners ondanks hun wens om hun leven te delen met buitenstaanders, behoorlijk zorgvuldig lijken te handelen als het gaat om de manier waarop ze dat doen. “Ze zijn aan het delen. Dit is hun leven. Maar het lijkt erop alsof ze persoonlijke dingen veel beter delen dan ze ooit tevoren hebben gedaan.”(Het Parool)


Te vaak voert in discussies over social media emotie de boventoon. Zo nu en dan geef ik hier dan ook de resultaten van onderzoek weer, waardoor hopelijk in de discussie de feiten weer de bovenhand gaan voeren.

Bronnen: Dieponderzoek.nl, Het Parool, 25-5-2013

dinsdag 4 juni 2013

Lesidee: het project Noah

Wie kent niet het verhaal van Hanny’s voorwerp, een reflectienevel in het heelal, ontdekt door de Nederlandse onderwijzeres Hanny van Arkel uit Heerlen. Het begon allemaal toen Hanny als 24-jarige deelnam aan het Galaxy Zoo-project. Dit is een Engelstalig online sterrenkundeproject dat vrijwilligers uitnodigt om sterrenstelsels te helpen classificeren. Je krijgt daarop vele sterrenstelsels te zien en je moet deze na een korte ‘cursus’ bijvoorbeeld identificeren als spiraalstelsel of elliptisch stelsel.

Noah (Networked Organisms And Habitats) is ook een project dat gebruik maakt van de vele extra ogen van vrijwilligers en amateurs, maar hier is het onderwerp de (natuur op) aarde. Project Noah roept iedereen op om te helpen om flora en fauna op onze planeet in kaart te brengen via de mobiele telefoon. Met een app voor de iPhone of Android-telefoons kunnen deelnemers foto’s maken van de natuur in hun omgeving en die delen via het web. De foto’s worden automatisch voorzien van coördinaten die aangeven waar het beeld is genomen en zo ontstaat een interactief platform waarmee mensen over de hele wereld de flora en fauna in hun omgeving kunnen documenteren. Op de site van het Project Noah kun je vervolgens inloggen met je app-account waarna je data automatisch worden gesynchroniseerd. Je kunt lid worden van een Mission en daar je Spottings aan toe voegen.

Op de website zelf krijg je trouwens pas écht een idee van de omvang van dit project. De Spottings stromen binnen terwijl je even op de hoofdpagina verblijft. Je merkt dat het project leeft over de hele wereld. Als je op de hoofdpagina klikt op Missions, dan spreekt bijvoorbeeld Global Schoolyard Bioblitz! aan, waar scholieren hun eigen schoolomgeving fotograferen. Als je op zo’n missie klikt kun je vervolgens op de kaart kijken waar ter wereld de bijdragen voor deze missie vandaan komen.
Natuurliefhebbers kunnen via Project Noah ook - net als bij Galaxy Zoo wetenschappers helpen. Zo zijn biologen en landbouwdeskundigen op zoek naar foto’s van onder meer fruitsoorten in India, wilde planten in Augsburg en het ecosysteem van Manhattan. De bijdragen van betrokken amateurs zijn waardevol omdat zij met z’n allen veel meer kunnen fotograferen dan een paar onderzoekers. Leuk, maar wat kan de school er mee?

Facebook, Instagram. Veel leerlingen gebruiken deze apps om hun sociale netwerk te laten weten waar ze zijn en wat ze doen. Project Noah werkt op basis van dezelfde principes. Je kunt zoals gezegd lid worden van verschillende Missions, je Spottings van flora en fauna tweeten, mensen followen en reageren op followers. Bovendien word je voor bepaalde Spottings beloond met een patch.


De app en website kunnen leerlingen bewust maken van de natuur, als iets dat het waard is om behouden te worden. De site levert in elk geval prachtig fotomateriaal op dat netjes is gerangschikt op soort en vervolgens verdeeld is over de hele wereld. In drie stappen kun je als docent met een klas deelnemen aan het project. Bespreek het thema bijvoorbeeld eerst klassikaal en stuur de leerlingen er daarna op uit om zelf flora en fauna vast te leggen.

Betrokken raken bij landschap en natuurbeheer kan ook op nationaal niveau. ‘Beleef de natuur’ heet het gratis lespakket dat de ANWB liet ontwikkelen voor het voortgezet onderwijs. Scholieren leren hier over natuur en landschap en gaan na een introductie aan de slag met opdrachten over natuur dichtbij of nemen eventueel deel aan de maatschappelijke stage natuurbeheer van de ANWB. Voor docenten is een factsheet beschikbaar met onder meer leerdoelen. Klassen kunnen kosteloos worden aangemeld, waarna je als docent  inlogcodes voor de site ontvangt. Het lespakket beslaat twee lesuren voor het klassikale deel en ongeveer vier lesuren voor de verwerkingsopdrachten en is een vmbo en havo/vwo versie beschikbaar. Het materiaal is voorzien van een ruime inleiding over natuur in Nederland, bevolkingsdichtheid, natuurparken en beheer en behoud van natuur.