woensdag 25 november 2015

Download WIJS #2

Het is weer de Week van de Mediawijsheid. De Week van de Mediawijsheid wordt dit jaar van 20 tot en met 27 november georganiseerd door Mediawijzer.net, een netwerk van honderden organisaties. Veel scholen en openbare bibliotheken steunen het initiatief, net als meerdere internetaanbieders en andere bedrijven. Op veel basisscholen wordt deze week Mediamasters gespeeld, een vast onderdeel van de Week van de Mediawijsheid. 
Dit jaar is het thema van de week ‘Media & Respect’. Jongeren maken massaal media. Iedereen filmt, deelt, liked en vlogt. Maar: hoe gedragen ze zich als mediamaker? Hoe gaan zij om met de privacy van anderen als ze online iets delen? Worden feiten gecheckt? En hoe kijken ze aan tegen de toenemende samenwerking tussen vloggers en bedrijven? 
Ook al doen wij als school niet mee, je kunt hier in elk geval het blad WIJS #2 downloaden. WIJS #2 richt zich op ouders en opvoeders van kinderen tussen de 5 en 17 jaar en geeft deskundig advies op het gebied van mediaopvoeding. Dit magazine bevat tips en advies van media-experts over de kansen en valkuilen van digitale media en biedt tevens een inkijkje in het (digitale) leven van gezinnen.

maandag 9 november 2015

Hoe jongeren (sociale) media gebruiken

“Russische tiener dood na ruim 3 weken gamen.” Het betreft hier een 17-jarige jongen uit Oefa (Rusland) die in het ziekenhuis werd opgenomen nadat hij door continu te gamen buiten westen was geraakt. Hij bleek niet meer te redden. Het is een schokkend bericht uit september 2015. Gelukkig is dit een uitzondering, maar juist gamen en ook sociale media zijn wel vaak de grote  boosdoeners in de ogen van sceptici van de digitale revolutie. En dat moeten we - zo vinden ook nog steeds velen binnen het onderwijs - natuurlijk zo ver mogelijk buiten de (school)deur houden.

Paul Kirschner, hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, schreef een blog over de jongeren, hun verleidingen en het onderwijs. Kan deze generatie überhaupt wel excelleren in het huidige onderwijs? Aan de ene kant heb je mensen (Marc Prensky) die vinden dat de huidige jongeren (digital natives) betekenisvolle kennis kunnen construeren uit discontinu audiovisuele en tekstuele informatiestromen. Deze mening doet mij ook altijd een beetje denken aan wat je hoort over jonge docenten. Die weten het wel, die zijn er mee opgegroeid. Maar ergens mee opgroeien betekent niet dat je er ook goed in bent. Digitale didactiek is een vak. Kirschner vervolgt met de opponent van Prensky, Manfred Spitzer. Spitzer is bij ons op school een bekende en vaak geciteerde auteur. Kirschner citeert echter de volgens hem de veel beter onderbouwde, maar qua strekking aan Spitzer gelijke, Loh en Kanai: “Digital natives neigen naar ondiepe informatieverwerking gekenmerkt door snelle aandachtswisselingen en verminderd nadenken. Zij multitasken veel met als gevolg dat ze meer afgeleid zijn en kunnen dit niet tegenhouden. Digital natives vertonen ook tekenen van verslavingsgedrag. Recent breinscanonderzoek suggereert een verband tussen deze gedragingen en structurele veranderingen in het brein.”


Dat is niet niks. En wat betekent dit nu voor het onderwijs? Kirschner ziet een drietal grote probleemvelden:
Jongeren verschuiven voortdurend hun aandacht, lezen de tekst oppervlakkig, denken minder diep na over wat zij lezen en onthouden de informatie slecht;
Een tweede probleem is dat het cognitief verwerken van zulke 'niet-lineaire' teksten veel onproductieve cognitieve belasting veroorzaakt, waardoor je slechter leert. Spottend kun je volgens Kirschner spreken van 'een nieuw soort ADHD'. Dat past ook bij het welhaast dwangmatig snel afgeleid zijn;
Als laatste ligt internetverslaving op de loer, zoals boven in extrema al duidelijk werd.

Bron: Nationale Social Media Onderzoek 2015 | jongeren (Newcom)

Jongeren kunnen zich dus helemaal “verliezen” in hun tablet of mobiel. Maar wij moeten niet vergeten dat WhatsApp, Instagram en Facebook voor jongeren op alle onderwijsniveaus ook van fundamenteel belang zijn geworden. Het zijn echte levensaders voor ze, of ....?
We laten ze beter zelf aan het woord. Hoe zetten jongeren media, vooral digitale media als tablets, smartphones en laptops, nu in voor school en hobby’s. Met die vraag in het achterhoofd, deden Mijn Kind Online en Kennisnet in het voorjaar van 2015 een kwalitatief onderzoek onder 1.741 kinderen en jongeren tussen 10 en 18 jaar. Dit leidde tot de eerste Monitor Jeugd en Media 2015. In het onderzoek bezochten ze 10 jongeren thuis, om te praten over hun mediagedrag. Het rapport brengt in beeld hoe jongeren digitale middelen inzetten voor school en vrije tijd. Hebben ze baat bij deze media of juist niet?
Jongeren hebben genuanceerde meningen over de rol van sociale media in het gewone leven. Veel genuanceerder dan je zou denken. De grote lijn: sociale media zijn belangrijk, maar ook weer niet zó belangrijk. Wat opvalt is dat het onderzoek heel wat mythes ontkracht. Bijvoorbeeld: dat jongeren het normaal zouden vinden dat je ruzies via sociale media uitvecht. Dat vinden ze niet of nauwelijks. Of: dat sociale media onmisbaar zouden zijn voor een sociaal leven (zoals uitgenodigd worden voor feestjes, of om medeleerlingen beter te leren kennen). Ook dat blijkt nauwelijks het geval. Een groot deel van de jongeren vindt het ook (helemaal) niet nodig om constant en overal via sociale media in contact te zijn, dat wil zeggen direct te reageren op anderen, of dat ze niet zouden kunnen leven als de batterij van hun smartphone, tablet of laptop leeg is. Bijna 40% tot ruim 60% van de jongeren deelt deze scepsis over het (vermeende) belang van sociale media.

Er zijn wel verschillen: de gedragsregels voor sociale media (snel reageren, meteen liken of retweeten, etc.) gelden aanzienlijk sterker voor leerlingen van lagere onderwijsniveaus dan voor leerlingen van hogere onderwijsniveaus
Jongeren van lagere onderwijsniveaus vinden in het algemeen vaker:
dat je elkaar via sociale media goed leert kennen;
dat je goed contact met anderen kunt leggen;
dat je feestjes via sociale media in de gaten moet houden;
dat je meteen moet liken of retweeten als je vrienden dat doen;
dat je ruzies ook via sociale media kunt uitvechten.

“Jongeren van het vmbo profiteren in het algemeen ook minder van digitale media en gaan er onhandiger mee om dan jongeren van havo en vwo”.  Lager opgeleide jongeren zijn vooral geïnteresseerd in ontspanning en vermaak, zoals spelletjes spellen. Jongeren op lagere onderwijsniveaus gebruiken de digitale media niet alleen minder voor hun schoolwerk, ze nemen er ook meer risico's mee. Zo hebben ze minder moeite met mediagebruik in het verkeer, het volume van oortjes of hun lichaamshouding tijdens langdurig computergebruik.

Uit het onderzoek blijkt verder dat bij huiswerk:
52% van de ondervraagden de televisie niet aan zet;
41% whatsapp berichtjes storend vind;
36% bereikbaar blijft via sociale media, zodat we samen aan het huiswerk kunnen werken;
33% zijn telefoon op stil zet;
15% vrienden laat weten dat ze me niet moeten storen via de sociale media (Monitor, p. 68).
Diegenen die zich niet alleen focussen op het huiswerk hebben volgens neuropsychiater Theo Compernolle nog niet goed geleerd hoe om te gaan met het grote aanbod aan afleiding: "Veel mensen denken dat ze kunnen multitasken, maar dat is een illusie. Ons brein is daar simpelweg niet toe in staat. Niemand kan twee denkprocessen tegelijk uitvoeren" Het gevolg is dat we voortdurend heen en weer switchen tussen verschillende taken. "We verliezen tijd en informatie bij dit switchen en het kost ons veel meer energie. Het is dus compleet inefficiënt", zegt Compernolle.

En  uit de Monitor blijkt dat in de les:
46% wel eens privé-berichtjes stuurt tijdens de les;
28% Facebook of Instagram checkt;
10% wel eens stiekem een filmpje of een foto in de klas maakt.
Meisjes doen de bovengenoemde dingen aanzienlijk vaker dan jongens (p.74).

Algemene blijkt met betrekking tot school en huiswerk:
53% zegt regelmatig via sociale media (WhatsApp, Twitter of Facebook) aan klasgenoten te vragen wat het huiswerk is;
25% gebruikt sociale media om taken te kunnen verdelen bij het samenwerken, of om scans van aantekeningen aan elkaar door te sturen
en 13% verstuurt zelf geschreven samenvattingen of foto’s van het eigen huiswerk aan klasgenoten, of vraagt de klasgenoten om hun al gemaakte huiswerk op te sturen.

In The Digital Turn beschrijft Wim Westera, hoogleraar Digitale Media van het Welten-instituut, de invloed van de digitale revolutie op de manier waarop wij ons leven inrichten. The Digital Turn analyseert hoe de technologieën van Twitter, Apple, Facebook, Google en anderen ons gedrag veranderen, en onze sociale interacties, de economie, en ons denken beïnvloeden. Daar kunnen vervelende kanten aan zitten, maar hoe kunnen we dit proces positief beïnvloeden?
Ik citeer uit The Digital Turn: “We have to accept that digital media irreversibly change our habitat. They create new extensions of reality, along with new representations, altered identities, and new forms of being. How should we deal with this? The only option is to become media literate. We should involve our unique cognitive abilities to remain in control of it, just as we successfully defeated our predators and survived natural disasters and other adversities. Media literacy should be introduced as a mandatory subject in schools. It is peculiar that we are systematically taught to read and write but not how to derive meaning from the readings and writings that we encounter in the most complex and impenetrable fabric of digital media.” (Digital Turn, p. 141,142)

Mediageletterdheid of mediawijsheid dus. Maar hoe? Misschien is het Nationaal Media Paspoort dat nu op de basisscholen kan worden gebruikt een goede eerste aanzet om te komen tot een doorgaande leerlijn Mediawijsheid.  Er waren al eerder initiatieven om tot meer eenheid te komen zoals bijvoorbeeld het Diploma Veilig Internet. Maar eigenlijk zou mediageletterdheid in elk vak, overal integraal aan bod moeten komen. Voorwaarde is wel dat de docenten zelf mediawijs zijn.