woensdag 27 januari 2016

Heel Nederland veilig online

Aan het begin van dit jaar werden we opgeschrikt door (al weer) een sexting incident, nu in Tilburg. Sexting is een combinatie van de Engelse woorden ‘sex’ (seks) en ‘texting’ (tekstberichten verzenden). De term doelt op het verzenden (en ontvangen) van seksueel getinte beelden of tekstberichten door middel van een mobiele telefoon of internetapplicaties zoals WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram of Twitter. De naaktfoto’s of foto’s in lingerie/ondergoed die - in dit geval - op een Instagramprofiel waren te zien, bleken afkomstig van leerlingen van een vmbo-school in Tilburg. Een drama, want veel van de betrokken leerlingen zijn nog niet eens zestien jaar.
De komende weken wordt er - en dat is dus klaarblijkelijk niet voor niets - weer veel aandacht besteed aan privacy en veiligheid op het internet. Eerst hebben we de Dag van de Privacy op 28 januari, waarna 9 februari de Safer Internet Day - specifiek gericht op jongeren - volgt.

De jaarlijkse Europese Dag van de Privacy (Dataprotectiedag) is in het leven geroepen door de Raad van Europa met steun van de Europese Commissie. Gekozen is voor 28 januari, de dag waarop in 1981 het Dataprotectieverdrag werd geopend voor ondertekening. Het doel van deze dag is om Europese burgers beter te informeren over hun rechten betreffende het gebruik van hun persoonsgegevens door overheden, bedrijven en andere organisaties.
We leven in een digitaal tijdperk, met e-mail, sociale netwerken en online profielen. Al onze informatie wordt opgeslagen op servers waarvan we niet weten waar ze staan en wat er mee gebeurt. Maar het gemak en plezier waarmee we deze informatie op het wereldwijde web spuien heeft een keerzijde. Het doel van de Internationale Dag van de Privacy is om de digitale consument wegwijs te maken in het verkeer van bits en bytes en wat er mee gedaan wordt. Want er kan flink misbruik gemaakt worden van creditcardgegevens en beschamende vakantiefoto's, en daarvoor moet de multimediale computergebruiker gewaarschuwd worden, zo vinden de oprichters van de The Privacy Projects - een denktank uit Amerika die opkomt voor digitale gegevensbescherming. In Nederland zijn er twee organisaties die toezien op correct gebruik van je persoonsgegevens: de Autoriteit Persoonsgegevens en Bits of Freedom.

Op 9 februari 2016, de Safer Internet Day, wordt wereldwijd aandacht gevraagd voor veilig en verantwoord gebruik van online technologieën en mobiele telefoons met name onder kinderen en jongeren. De Safer Internet Day is een jaarlijks terugkerende dag (iedere tweede dinsdag van februari) waarop in meer dan 100 landen in de wereld aandacht wordt gevraagd voor veilig internetgebruik door jongeren. Tijdens de Safer Internet Day 2016 staat het thema ‘Play your part for a better internet!’ centraal.


De Safer Internet Day is een initiatief van de Europese Commissie en wordt gecoördineerd door Insafe, het Europese netwerk van Safer Internet Centers. Er zijn 30 Safer Internet Centers, één in ieder van de 27 lidstaten en ook in IJsland, Noorwegen en Rusland. In Nederland vormen Veiliginternetten.nl en het Meldpunt Kinderporno op Internet samen het Safer Internet Center. Zij vragen in Nederland aandacht voor deze dag. Je kunt op Facebook trouwens de hele campagne volgen.

Maar wat heeft dat nou met jou te maken? Jij houdt natuurlijk al overal rekening mee, hebt je wachtwoorden op orde … Misschien eerst eens de quiz van NRC Q proberen, de vragen zetten je wellicht al wat aan het denken. Nou gaat deze quiz vooral over veilig surfen, iets waarvan velen zich nogal eens afvragen wat daar nu het belang van is. Ik heb toch niets te verbergen? Het is een al wat ouder blog, maar Geen Stijl verwoordde het op hun geheel eigen prikkelende wijze als volgt in: Zo ziet ‘niks te verbergen”er in het echt uit. Doe voor de zekerheid ook nog eens de zelf-check van Nederland Veilig Online. Nou? hoe mediawijs ben jij? Ben jij die uitzondering, want ook in 2015 was 123456 weer het meest populaire (maar minst veilige)  wachtwoord.

Optimale vrijheid, veiligheid en privacy online en hoe die in te stellen op jouw eigen apparaten vind je in de toolbox van het eerder genoemde Bits of Freedom. Bestudeer dit maar eens goed, want uit onderzoek van het Kaspersky-lab blijkt dat 38 procent van de Nederlanders toegeeft wel eens een wachtwoord te hebben gedeeld met collega’s of huisgenoten. Voor één derde was het een noodgeval, maar twee derde zou het zo wéér doen. "Ik hoor toch nog regelmatig mensen zeggen dat ze wachtwoorden maken en onthouden maar een hoop gedoe vinden. Daarbij denken ze vaak dat er maar weinig bij hen te halen valt en dus kiezen ze voor een eenvoudig wachtwoord en dan ook nog voor ieder account hetzelfde”, zegt Martijn van Lom, General Manager bij Kaspersky Lab Benelux. En dat terwijl het in de meeste gevallen maar om een paar simpele basisregels gaat. Dat een wachtwoord niet bedoeld is om te worden gedeeld, bijvoorbeeld, dat het niet voor iedereen zichtbaar moet zijn, dat het een ‘ sterk’ wachtwoord moet zijn en dat het regelmatig moet worden ververst.

Hoe zit het dan met onze doelgroep, de tieners? Eventuele paniek over tieners en privacy lijkt onterecht. In 2014 werd door TNS NIPO een online-enquête afgenomen bij 1710 tieners van 12 t/m 17 jaar. De enquête bevatte twee typen vragen: gesloten vragen voor kwantitatieve analyse, en open vragen waarin de respondenten hun meningen en ervaringen kwijt konden. Enkele conclusies toen: Ze delen maar heel beperkt (3%) naaktfoto’s, zijn zich bewust van allerlei gevaren, en handelen daar ook naar. En hoewel veel ouders zich zorgen maken over ‘stranger danger’, zien we dat slechts een beperkt aantal jongeren Facebook-vrienden heeft die ze nog nooit hebben gezien. Volgens dit door Mijn Kind Online in 2014 gepubliceerde onderzoek Tieners en Privacy lijkt wat er nu in Tilburg gebeurde een uitzondering.Tieners blijken volgens dit onderzoek, zorgvuldig om te gaan met het online delen van informatie. Ze hebben duidelijke, actieve strategieën over welke dingen ze op welke platforms posten, en wie wat mag zien. Ze zijn dus selectief in het weggeven van persoonlijke informatie.Er blijken diverse verschillen te zijn op grond van leeftijd, onderwijsniveau en geslacht. Bijvoorbeeld: 

  • hoe hoger de leeftijd, hoe vaker tieners hun echt leeftijd opgeven (omdat je in verband met nationale en internationale wetgeving vaak moet liegen over je leeftijd, om toegelaten te worden op een sociaal netwerk). Ander voorbeeld: hoe hoger de leeftijd, hoe minder vaak tieners geneigd zijn hun wachtwoorden te delen met hun ouder; 
  • hoe hoger het onderwijsniveau, hoe meer ze zichzelf googelen (om te controleren wat er over hen bekend is). Ook zijn hoger opgeleide tieners meer geneigd om wachtwoorden voor zichzelf te houden; 
  • meisjes zijn meer bezig dan jongens met het managen van hun profielen door reacties en tags te verwijderen, en maken zich meer zorgen dan jongens dat er gesprekken openbaar kunnen worden, bijvoorbeeld door een lek in WhatsApp. 

Rustig achteroverleunen dus als docent? Germano Meijer verrichtte onder een kleine groep jongvolwassenen (18-30) ook een onderzoek naar Mediawijsheid in de praktijk. Mediawijsheid hoeft nog niet altijd mediawijs gedrag op te leveren, concludeert hij. Aanleiding van dit onderzoek was The Fappening in augustus 2014 waarbij naaktfoto’s van honderden bekende mensen via iCloud online gelekt zijn. Mediawijsheidcompetenties zorgen ervoor dat mensen op de juiste manier met media om kunnen gaan. Door berichten zoals The Fappening en andere casussen waarbij er gevoelige data gelekt worden, lijkt het vaak dat mediagebruikers toch mediawijsheidcompetenties missen. “In deze thesis heb ik getracht te beargumenteren dat jongvolwassenen, ondanks dat zij toch mediawijs zijn, deze theoretische vaardigheden niet altijd in de praktijk brengen.” Zijn deze jongvolwassenen dan dom of gemakzuchtig? Volgens Meijer wordt het begrip Mediawijsheid te star geïnterpreteerd. “Als een gebruiker bijvoorbeeld niet voldoende kennis heeft van een medium, kan het zijn dat hij niet mediawijs handelt ondanks dat hij wel aan alle mediawijsheidcompetenties voldoet.” Dieper liggende verklaringen kunnen mogelijk gezocht worden in het feit dat mensen tegenwoordig zoveel informatie, wachtwoorden en data moeten onthouden, dat zij wellicht een gemakkelijke manier kiezen om belangrijke informatie op te slaan uit angst om het te vergeten. Komt mij trouwens wel bekend voor. Je wordt er ook een beetje moe van om steeds bezig te moeten zijn met je wachtwoorden. En vervolgens dien je je weer te verdiepen in allerhande programmaatjes of tools die dat dan weer voor je regelen. En last but not least moet je daar dan natuurlijk ook weer het wachtwoord van onthouden. Maar ja, heb je een keus! Wachtwoorden weg geven is geen optie. Of …?
Dat er nog een lange weg te gaan is volgt uit het volgende incident dat op een kunstbeurs plaatsvond. Een New Yorkse kunstenares ontdekte dat ze in ruil voor koekjes(!) honderden mensen zo gek kreeg persoonlijke data af te staan.

Trouwens, ook wat betreft sexting zijn er heel wat minder bemoedigende cijfers bekend dan hierboven eerst aangegeven. EenVandaag Jongerenpanel deed een jaar na het bovengenoemde NIPO-onderzoek een onderzoek naar sexting onder jongeren. “Het sturen van een seksueel getinte (naakt)foto is onder jongeren steeds normaler, ook al op jongere leeftijd. Zo geeft één op de zeven (15%) ondervraagde middelbare scholieren in een onderzoek van EenVandaag aan zelf wel eens een seksueel getinte (naakt)foto te hebben verzonden via whatsapp of social media, vaak aan een bekende. Niet altijd gaat dit goed: zeven op de tien scholieren (69%) kennen één, maar vaak meerdere jongeren in hun omgeving waar het afgelopen jaar een naaktfoto van in omloop was.” Dat zijn dus inderdaad heel wat minder geruststellende cijfers dan in het eerder genoemde Tieners en Privacy.

De campagne Onuitwisbaar is op school goed te gebruiken om hiervoor bewustzijn te kweken bij de jongeren. School en veiligheid geeft tips over de rol van de school bij een sexting schandaal en ook Cubiss geeft scholen tips.



Er is ook lesmateriaal voor scholen gratis beschikbaar. Teleblik heeft in een dossier een aantal video's geselecteerd die onder meer reportages bevatten over privacy, privacyschending, de handel in persoonsgegevens en cookies. Een Teleblikles over privacy voor de middenbouw vind je hier. Maar ook de Nationale Academie voor Media & Maatschappij heeft lesmateriaal. Veilig internetten geeft een overzicht van lespakketten. Ook de playlist van de Consumentenbond is prima in de les te gebruiken.
Thuis kun je natuurlijk met je kinderen de basiscursus van de NTR Academie volgen.

Voeg in elk geval standaard een adblocker aan je browser toe, dan ben je ook af van al die vervelende reclame en kun je je veel beter focussen op je computerwerk. 
En nu niet denken, dat komt allemaal wel. Ga aan de slag de komende weken!

Verder lezen: Boek Mediawijsheid in de klas, Het web dat wij willen, Imagebuilding op het net, Verplicht internetdiploma, 3 tips tegen identiteitsfraude, Cookiebeheer, De Meldknop, Staysafeonline.

donderdag 7 januari 2016

Help! Mijn docent is digibeet

Onlangs hield onze school een enquête onder de docenten over het gebruik van ict in de klas en de (eventuele) wenselijkheid van uitbreiding van het netwerk door middel van Wifi. Helaas hebben slechts 44 docenten gereageerd en deze respondenten laten ook nog eens een zeer diffuus beeld zien. De antwoorden van individuele respondenten zijn vaak al met elkaar in tegenspraak. Als je bijvoorbeeld “ja” zegt op uitbreiding van het Wifi-netwerk en in een volgende vraag alleen bekabeld als voorkeur opgeeft, heb je de vragen, denk ik, niet goed begrepen. En dergelijke onduidelijkheden kwamen meerdere malen voor.
Op de vraag hoe we in de toekomst ons netwerk zouden moeten regelen als er meer en meer digitaal wordt gewerkt (digitaal eindexamen, digitale methodes) geeft 16% aan geen mening te hebben. “Ik heb het inzicht niet”, “Geen idee” en “Maakt niet uit” zijn hier geschreven opmerkingen in de kantlijn. De helft van de respondenten wil dat uitbreiding van het netwerk voor de lessen door middel van bekabeling plaatsvindt en 34% kiest voor Wifi.

Heel duidelijk kwam naar voren dat onze docenten in hun lespraktijk zeer weinig gebruik maken van ict. Er lijkt ook weinig bekendheid met allerhande apps en tools die gebruikt zouden kunnen worden in het onderwijs. En, nog belangrijker, het lijkt wel of zelfs het technisch taalgebruik al een behoorlijke blokkade vormt. Ik wees hierboven al op tegenstrijdige antwoorden. Netwerk, wifi, apps, het zijn termen die lang niet bij iedereen dezelfde beelden oproepen. Bij een vraag naar het gebruik van apps of tools in de les noemen heel veel docenten bijvoorbeeld YouTube. Bedoeld wordt dan vooral dat een video in de les wordt getoond. Interactiviteit met digitale middelen, bijvoorbeeld een interactieve kaart zelf maken voor gebruik op het digibord of een dergelijke kaart als opdracht door de leerlingen laten maken lijkt een brug te ver te zijn. Ik denk dat de meeste docenten niet eens de (digitale) mogelijkheden van allerhande tools kennen.
Leerlingen op onze school krijgen eigenlijk voornamelijk met interactieve media te maken bij de ochtendperiode Informatica. Gebruik van sociale media wordt in de enquête ook nauwelijks genoemd en blijft eigenlijk beperkt tot één docent. Enkele docenten gebruiken nog wel eens Classmarker of Kahoot (Quizmakers) waarbij de leerlingen door middel van hun mobiel kunnen antwoorden op een vraag die op het digibord of scherm getoond wordt. De resultaten verschijnen dan gelijktijdig op het digibord.
57,5% van de docenten gebruikt de smartphone, mobiel nooit in de les, 37,5% maandelijks, 2,5 % gebruikt de smartphone dagelijks en 2,5% wekelijks in de les. Ik kan die hoge score van 42,5% respondenten die in meer of mindere mate de smartphone in de les gebruiken niet verklaren. Deze bevindingen stroken ook niet helemaal met de andere antwoorden en de kleine groep respondenten die tools en apps in de les zeggen te gebruiken. Misschien geeft deze score het eigen gebruik weer?


Wat de reden is dat er niet veel gebruik van ict wordt gemaakt? Ongeveer een vijfde van de respondenten heeft deze vraag niet ingevuld. Ongeveer 42% vindt ict onvoldoende beschikbaar. Bij enkelen die aangeven dat er te weinig ict beschikbaar is, wordt aangegeven dat ze de leerlingen thuis laten werken aan de opdracht. Bijna 38% vindt het niet passen bij ons onderwijs. Enkelen missen scholing. Veel docenten geven aan dat ze het niet “altijd” vinden passen of dat het materiaal onvoldoende te gebruiken is, maar dat ze het toch wel op een of andere manier willen integreren. Anderen vinden dat boek en schrift genoeg bieden. Sommigen hebben het natuurlijk ook bij hun vak niet echt nodig (bv. toneel). Vreemd is dan weer wel dat sommigen die het niet passend vinden voor ons onderwijs wel aangeven dat er onvoldoende ICT is en soms laten ook deze personen de leerlingen thuis digitale opdrachten uitvoeren(?).

Wordt er zelf digitaal lesmateriaal ontwikkeld? Bijna een derde van de respondenten heeft hier niets ingevuld. De volgende toevoegingen zijn gegeven: “Er is al genoeg op internet, hoef ik niet zelf te maken”. “Ik gebruik mijn eigen stencils”. “Ik heb nooit een lokaal met digibord”. “Ik vind het niet zo veel toevoegen”. Of: “Ik vind het nog niet zo belangrijk”. 18% heeft hier ingevuld het niet belangrijk te vinden. Ongeveer 34% heeft geen tijd om zich hierin te verdiepen. Sommigen missen faciliteiten Ondanks deze laatste score is er maar een zeer beperkt percentage dat scholing mist. De drang om deze houding te veranderen is dus niet acuut.

Nu rest de vraag: zijn wij uniek? “Help! Mijn docent is digibeet” kopte eind 2015 De Stentor. Een op de vijf middelbare scholieren vindt dat zijn docenten niet goed met ict omgaan. Leraren kunnen een YouTubefilmpje niet opstarten of weten niet hoe een digitaal schoolbord werkt. Het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) opent daarom het meldpunt Help! Mijn docent is digibeet. Uit onderzoek onder 66.000 scholieren blijkt dat minder dan de helft tevreden is over de digitale vaardigheden van hun docenten. Ze zien hoe hun leraar een ict-collega moet roepen omdat hij het geluidsknopje niet kan vinden. Of tablets uitdeelt in de klas, zonder te weten hoe die de lessen kunnen verbeteren. Het LAKS bundelt ze en biedt de uitkomsten aan de lerarenopleidingen en schoolbesturen aan. ”We gaan geen leraren afbranden of opbellen, maar willen ze wel de mening van de leerlingen meegeven. Die weten het beste wat goed en fout gaat in de klas”, verklaart LAKS-voorzitter Andrej Josic.
Er is sinds 2013 niet veel veranderd. Toen vonden ruim vier op de tien middelbare scholieren (43%) de meeste van hun leraren niet echt ICT-bekwaam, omdat ze niet goed om kunnen gaan met een digitaal schoolbord of een iPad. Aan dit 1Vandaag Jongerenpanel deden toen 1.122 scholieren mee.

Twee leden van de Digiraad brengen in een interview de visie van jongeren naar voren over Mediawijsheid in de toekomst. Een van de geïnterviewden geeft aan dat na al die jaren internet en ict het onderhand wel eens soepel zou mogen lopen op school. Een leraar die niet weet hoe het digibord werkt kan niet meer. De leerlingen geven m.i. in dit interview in VIVES 147 (november 2015) precies aan waar het hem schort: “Ik zou willen dat minder handige leraren daar (digitale lessen WV) echt voor open zouden staan en ook soms durven beslissen. Ik denk dat je nieuwe vaardigheden het beste oppakt door het vaker toe te passen. Iedereen op cursus is niet genoeg.” Er zouden volgens Vivianne (18) op school groepjes leraren gevormd kunnen worden, waarbij de handige leraren de anderen helpen. Ik ben het geheel met haar eens en biedt me hierbij ook direct aan.
Het LAKS hoopt daarentegen wel dat schoolbesturen het personeel bijvoorbeeld naar goede cursussen stuurt. Josic: ,,De nieuwe garde krijgt waarschijnlijk al les over ict op de pabo's. We hopen dat ook de oudere docenten zich laten bijspijkeren, zodat de lessen beter worden.'' Josic valt hiermee m.i. een beetje in de valkuil van het te positief beoordelen van het gedrag van jongere docenten. Natuurlijk, de jonge docenten hebben allemaal een smartphone, maar kunnen ze daarom ook goed lesgeven met digitale middelen? Dat dit nog steeds een item is bewijst de volgende kop: “Pas afgestudeerde basisschoolleraren weten vaak niet hoe ze ict moeten inzetten in de les. Doen pabo’s nog steeds te weinig aan het vergroten van ict-geletterdheid? Of ligt het aan de studenten zelf?” Deze vraag stelt Kennisnet eind 2015 in een artikel aan een aantal professionals.

Ik hoop dat de Vrijeschool Zutphen in 2016 aan de slag gaat met het verder op peil brengen van de ict-kennis van de medewerkers. Ik hoop ook dat wij daarbij - hoe belangrijk ook - niet alleen gaan inzetten op knoppenkennis, maar juist vanuit de praktijk tools gaan inzetten. Je kunt namelijk pas echt de (vermeende) toegevoegde waarde van ict beoordelen als je zelf aan de slag gaat. Dat kan m.i. het best in groepjes docenten die gewoon gaan oefenen met digitale tools en vanuit good practices elkaar stimuleren. Vanuit het OOP (ict, mediacoach) is er voldoende kennis aanwezig om dit proces te ondersteunen.