maandag 31 oktober 2011

Studie Winkler Prins online

Vooral om de leerlingen in klas 7, 8 en 9 te ondersteunen heeft de Mediatheek een abonnement genomen op de Studie Winkler Prins online. We zien de leerlingen in de Mediatheek te vaak verdwalen in Google, waardoor opdrachten niet dat rendement opleveren waarnaar we als school streven. Tot 1 januari 2012 geldt nog een gratis proefabonnement op de Studie Winkler Prins en de Grote Winkler Prins. Deze zijn beide alleen te bereiken in de Mediatheek en dus niet thuis! De Grote Winkler Prins vervalt voor ons per 1 januari, waarna we alleen verder gaan met de Studie Winkler Prins online. Ook deze zal niet thuis te raadplegen zijn, maar alleen op school. Je kunt natuurlijk wel zelf een abonnement nemen.
De Winkler Prins online is niet helemaal onbekend op onze school en werd vroeger geleverd door Microsoft onder de naam Encarta. Microsoft ondersteunt Encarta niet meer omdat volgens Microsoft het internet dé bron is en niemand meer gebruik zou maken van encyclopedieën. Niets is echter minder waar en vooral voor de onderbouwers is geleidelijke overgang naar goed leren zoeken en vinden op het internet een opgave voor het voortgezet onderwijs. De Studie Winkler Prins online is betrouwbaar, de teksten zijn afgestemd op de doelgroep en er is minder ruis (hyperlinks) dan op het internet zodat de leerlingen niet verdwalen. De encyclopedie is verder volledig afgestemd op de kerndoelen in het onderwijs. De versie die wij op school hebben mist helaas de Prisma woordenboeken. Wij maken gebruik van een versie die speciaal (goedkoop) wordt geleverd aan het voortgezet onderwijs. Voor de rest is hij compleet.
Je kunt als docent ook lesbrieven tegemoet zien, gericht op de encyclopedie. De onderwerpen Vakantie en Jeugdcultuur zijn beschikbaar. Lesbrief plus docentenhandleiding zijn als PDF geplaatst op de Mediatheeksite van vszutphen.nl.

donderdag 27 oktober 2011

Hersenen en leren

Naar aanleiding van de leerzame studiemiddag Doorlopende leerlijnen op 26 oktober wil ik ter ondersteuning van het verhaal van Hans Boss melden dat veel van de door hem genoemde boeken in de Mediatheek aanwezig zijn. Diegenen die verder willen met het onderwerp kunnen gebruik maken van zo’n  30 titels over het brein, de hersenen en de vrije wil. Het duurt natuurlijk altijd een tijd voordat er weer een nieuw boek met de nieuwste inzichten in de winkel ligt. Diegenen die het hersenonderzoek op de voet willen volgen kan ik dan ook de volgende sites aanraden. Allereerst de nieuwe website van het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie. De site is een portal voor de gemeenschap van hersen- en cognitiewetenschappers in Nederland. Ook Jelle Jolles heeft een eigen blogEn er is ook nog het wat specifiekere actief leren inorganisaties. Bij de tab artikelen kun je artikelen over onderwijs, leren en hersenen vinden.

woensdag 26 oktober 2011

Gamen? Heb ik niets mee ...

Op 11 Oktober 2011 ging Van safe zone naar real life van filmmaker Phocas Kroon in première tijdens een symposium over het begeleiden van gamende jongeren met autisme. Frank, een van de geïnterviewden, heeft de diagnose autisme. Het is een korte documentaire waarvoor Herm Kisjes en Erno Mijland vier gamers interviewden over de plek die het gamen in hun leven inneemt en heeft ingenomen. Bond, Mike, Frank en Bart vertellen hoe ze kennis maakten met de wereld van het gamen, hoe ze er in hun jonge jaren mee omgingen en hoe dat nu is. Ook vertellen ze hoe ouders jonge gamers zouden moeten opvoeden. Kisjes en Mijland schreven ook It’s all in the games. Dit boek heeft twee voorkanten: Gamen is geweldig en Gamen geeft problemen en belicht dus de voordelen (ook voor het onderwijs!) en de nadelen van gamen. Je kunt het lenen in de Mediatheek.


De feiten: Zo'n 1,5 procent van de jongeren tussen 13 en 16 jaar in Nederland zegt dat ze verslaafd zijn aan online gamen. Dat zijn 12.000 kinderen. De verslaafde jongeren zijn gemiddeld bijna acht uur per dag online aan het gamen. Over dit onderzoek van Tony van Rooij blogde ik al in juni 2011. Bijna alle jongeren (97%) tussen 12 en 17 spelen games (It’s all in the games, p.7). Als volwassenen van nu de jongeren van nu willen begrijpen, begeleiden en opvoeden, dan is kennis en begrip van de wereld van het gamen een absolute voorwaarde. Voor diegenen die na het zien van de film denken: waar gaat dit over? Op het weblog Beter Gamen vind je een begrippenlijst. Op dit weblog van de makers van film en boek vind je ook handige downloads als suggesties voor een gesprek over gamen en een vragenlijst problemen bij gamen

Naast It’s all in the games heeft de Mediatheek ook te leen van Martine Delfos, Let’s game en van Jeroen Lemmens, Gameverslaving. En heel interessant, er zijn ook verschillende jaarwerkstukken over het onderwerp te vinden in de Mediatheek.

maandag 24 oktober 2011

Google Body Browser is gestopt

De Google Body Browser is sinds 18 oktober niet meer beschikbaar. De Zygote Media Group is de nieuwe eigenaar van de Body Browser en wanneer die weer online komt is onduidelijk. Niet getreurd, want - zoals ik in mei al blogde over de nieuwe mogelijkheden van Google - er zijn goede alternatieven. Via het weblog Web 2.0 Tools en het onderwijs werd ik onlangs geattendeerd op BioDigitalHuman, een zeer goede vervanger. De maker van het weblog licht een en ander toe in een screencast.

Healthline Bodymaps tutorial from PhoVid on Vimeo.


Ik ben ook zeer gecharmeerd van Healthline BodyMaps die ook gewoon vanaf Internet Explorer is te benaderen. Verder is er ook nog The Visible Body, maar daar moet je voor gebruik een licentie afsluiten. Je kunt hier wel de medische animaties gratis gebruiken. Sommige animaties hebben echter weer geen geluid. De medische illustraties zijn ook te gebruiken maar hebben steeds het argosylogo in beeld, dat is wel jammer. Maar over het algemeen genomen is er dus genoeg alternatief voor Google. Staar je dus voor je lessen niet blind op het verlies van de Body Browser, maar maak gebruik van alle mogelijkheden, zo ook die van bijvoorbeeld The Virtual Body van Medtropolis. Het scherm oogt wat klein, maar ook hier vind je items over de hersenen, spijsvertering, het skelet en het hart.

donderdag 13 oktober 2011

Negatieve ervaringen met internet

In het onlangs verschenen onderzoeksrapport  Kinderen en internetrisico’s van dr. Nathalie Sonck en prof. dr. Jos de Haan wordt de verhouding tussen online risico’s en daaraan gekoppelde negatieve ervaringen van jongeren in Nederland beschreven. Hiervoor zijn ongeveer 1000 9 tot16-jarige internetgebruikers geïnterviewd, alsmede een van hun ouders. De gegevens zijn verzameld in het kader van het project EU Kids Online waaraan 25 landen hebben deelgenomen. Diegenen die dit blog vaker lezen weten dat ik steeds uitgebreid in ga op de resultaten van dergelijke onderzoeken (zie onder tag: studies voor meer onderzoeken) juist om ongenuanceerde uitspraken te voorkomen. Het is belangrijk om je mening naar ouders toe te blijven staven met feiten. Hier volgen er naar aanleiding van deze studie weer een paar. 

Van de ruim anderhalf miljoen 9 tot16-jarige internetgebruikers in Nederland worden er ongeveer 60.000 herhaaldelijk gepest via internet (4%). Ongeveer twee vijfde van de 9 tot16-jarige internetgebruikers komt in aanraking met pornografische beelden (39%). Dit gebeurt ongeveer even vaak via internet (22%) als via televisie en film. Van de 11 tot16-jarige internetgebruikers heeft 15% wel eens seksuele berichten op internet gezien of ontvangen. Ongeveer een derde van de jonge internetgebruikers onderhoudt online contact met onbekenden die zij nog niet eerder persoonlijk hebben ontmoet. Een kleiner deel heeft met deze onbekenden vervolgens een afspraak in het echt gemaakt (6%). Van de 90.000 hebben ongeveer 7500 kinderen hier een negatieve ervaring aan over gehouden.
Jongeren worden dus blijkbaar niet zo vaak via het internet gepest als algemeen verondersteld wordt. Ook heeft slechts een klein deel van de 9 tot 16-jarigen een negatieve ervaring ondervonden door een persoonlijke ontmoeting met een onbekende die hij/zij online hebben leren kennen. Dit nuanceert de ‘morele paniek’ rond internetgebruik bij jongeren die herhaaldelijk in de media de kop opsteekt enigszins. In mediaberichten worden online risico’s en hun gevolgen niet zelden uitvergroot wanneer zich incidenten voordoen als gefilmde mishandelingen, bedreigingen via Twitter en verhalen over zogenoemde loverboys.

Uit het onderzoek blijkt verder dat vooral jongens en oudere tieners in contact komen met online risico’s. Vooral meisjes en jongere kinderen rapporteerden negatieve ervaringen met de bestudeerde internetrisico’s. Dat slechts een minderheid van de 9 tot16-jarige internetgebruikers online risico’s loopt en nog een veel kleinere groep hier negatieve ervaringen aan overhoudt relativeert enigszins de omvang van de problemen. Maar: online risico’s blijven bestaan - zo leert het onderzoek -ook als de jongere veel internetvaardigheden heeft. Jongeren met meer internetvaardigheden komen meer in contact met internetrisico’s dan jongeren met minder internetvaardigheden. Je hebt dus blijkbaar ook andere vaardigheden (mediawijsheid) nodig. Ouders zijn actiever met internetbegeleiding dan docenten en leeftijdgenoten. Ouders met actieve internetbegeleiding zorgen ervoor dat hun kinderen minder risico’s op internet lopen. Negatieve ervaringen kunnen zij echter niet voorkomen. Voor ouders en ook voor docenten is het echter steeds moeilijker geworden om toezicht te houden op het internetgebruik van kinderen. Bijna twee derde van de ouders weet het niet als hun kind een negatieve ervaring op internet heeft opgedaan. Computers staan steeds vaker op de kamers van de kinderen. Ook hebben kinderen toegang tot mobiel internet via laptop, smartphone of tablet-computers. Docenten kunnen aandacht besteden aan het verantwoord leren omgaan met allerlei media in de marge van hun algemene lessen. Scholen kunnen ouders bijvoorbeeld adviseren hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen bij het gebruiken van media. Scholen kunnen zelf bepalen of zij mediawijsheid opnemen in het curriculum. De Stichting Leerplan Ontwikkeling (slo) ontwikkelde al een leerlijn mediawijsheid. Maar het zijn ook leeftijdgenoten die invloed hebben op de mate waarin jongeren te maken krijgen met online risico’s en hoe zij dat beleven. 

Voorlichting in de vorm van mediawijsheid is van cruciaal belang. Maar als jongeren dan al een negatieve ervaring opdoen is het belangrijk dat melden makkelijker wordt. Waarom wordt de online meldknop (waarover ik onder meer al in augustus een blog plaatste) niet versneld ingevoerd?

vrijdag 7 oktober 2011

Onderwerpsgidsen. Het andere zoeken

Zoeken op internet is een vaardigheid. Eén woord intypen in Google en dan maar hopen dat de zoekmachine in al zijn algoritmische logica jou het verlossende antwoord geeft is heel dapper. Je kunt natuurlijk geavanceerd zoeken met Google, maar zoekmachines als Google discrimineren niet. Dat is leuk als je een compleet beeld wilt krijgen van alle beschikbare soorten informatie, maar minder leuk als je geen zin hebt om duizenden resultaten te bekijken. Onderwerpgidsen zouden je kunnen helpen. Dit zijn specialistische catalogi waarin de informatie door een persoon of organisatie zijn geselecteerd en georganiseerd.
Onderwerpgidsen zijn hiërarchisch opgebouwd. Per onderwerp kun je kiezen uit een aantal deelonderwerpen om zo je zoekresultaten te beperken. Zoek wel altijd uit wie of wat de portal of de gids heeft gemaakt. Een portal is zo betrouwbaar als de persoon die deze heeft geconstrueerd. De persoon die de gids heeft gemaakt is natuurlijk ook niet alwetend en voortdurend op de hoogte van alle nieuwe sites. Gebruik het als begin, maar zeker niet als einde van je zoektocht.

Voorbeelden van algemene onderwerpsgidsen:
YahooDirectory, de Virtual Library, gerund door een groep vrijwilligers en Galaxy, vanaf 1994 actief. Nu moet je wel betalen wil je site worden opgenomen in de directory van Galaxy. Google heeft een paar maanden geleden stilletjes zijn onderwerpsgids van het web gehaald en verwijst nu naar zijn eigen almachtige zoekmachine en het open directory project (vrijwilligers).

Voorbeelden van academische onderwerpsgidsen:
AcademicInfo werd opgericht in 1998 door een bibliothecaris, nu werkt een heel team aan deze bronnengids. Infomine wordt gebouwd door bibliothecarissen van verschillende universiteiten. Bevat een schat aan informatie, gesorteerd op zowel onderwerpsgroep als informatiesoort. IPL is een zeer geslaagde poging een van oorsprong groepje studenten van de University of Michigan om hun blibliotheekkennis in te zetten om de informatie op het internet beter te organiseren. Bubl Link wordt gemaakt door de Universiteit van Strathclyde. 
Op Delicious probeer ik het web voor de Vrijeschool Zutphen te structureren. Op trefwoord kun je hier sites vinden die je direct kunt toepassen in ons onderwijs. Veel Hogescholen doen dit ook. De HAN geeft bijvoorbeeld per vak onder digitale bronnen ook eigen bookmarks in Delicious aan.

dinsdag 4 oktober 2011

Regiohack: Legale datajournalistiek

RegioHack is een initiatief van De Twentsche Courant Tubantia, De Stentor en Saxion Hogescholen. Regiohack brengt het internet, openbare data en onderzoeksjournalistiek samen. Waarom Regiohack en wat levert dit nou op, stelt iemand op het forum van de site (Denktank). Femke Nales, journalist en projectleider Regiohack : “Met datajournalistiek kunnen we de onderzoeksmogelijkheden verder uitbreiden. Je kunt datajournalistiek goed vergelijken met de traditionele onderzoeksjournalistiek waar veel gespit en vergeleken wordt. Door de hoeveelheid openbare data te gebruiken die beschikbaar is op internet kunnen we nog een stapje verder gaan. We kunnen het beter visualiseren (hoe ziet een en ander eruit als je dat op Google maps laat zien, bijvoorbeeld) en we kunnen bestaande data met elkaar vergelijken en combineren. Buienradar.nl wordt vaak gebruikt als voorbeeld van het combineren van openbare data, door een nieuwe toepassing wordt opeens klip en klaar waar het overal regent. Als journalist doen we ons werk nog vrij traditioneel en maken we nog (te) weinig gebruik van alle mogelijkheden die internet biedt, we hebben het gevoel dat we daardoor een deel van de informatie laten liggen. Regiohack gaat experimenteren met die mogelijkheden.”

Dat klinkt allemaal heel gewichtig en als een ver van mijn bed show, maar ook onze leerlingen kunnen op eenvoudige wijze aan datajournalistiek doen door bijvoorbeeld eigen statistieken te maken met Statline en Google Insights for Search. Je kunt hier prachtige opdrachten voor bedenken, zoals ik in eerdere blogs al aangaf (tags: Google-apps en Statline).

Regiohack gebruikte Google Insights for Search ook als voorbeeld in een artikel in de Stentor van 15 september 2011 waar het initiatief tot het samenbrengen van ‘Regiohackers’ bekend werd gemaakt. Insights for Search geeft aan waar een zoekterm geografisch het meest wordt gebruikt. Zo blijkt dat “porno” erg populair is in Zeeland en dat Zutphen in Gelderland een tiende plaats inneemt in het gebruik van deze zoekterm. Leuk als voorbeeld, maar Regiohack wil in de toekomst serieuze zaken zichtbaar gaan maken.
Regiohack beheert ook een site en legt daar de contouren bloot van wat we kunnen verwachten. Maar goed, wat hebben wij aan dit alles? Als docent zou je bijvoorbeeld het blog kunnen volgen waar wekelijks de beste datajournalistiek op het web wordt bijgehouden. Wat te denken van Gapminder, waar je prachtige – in tijd bewegende - grafieken van economische data kunt laten zien aan je leerlingen. Bekijk bijvoorbeeld eens de CO2 emissies sinds 1820

Zet de site op je favorietenlijst, want dit gaat heel veel bruikbaar materiaal opleveren. Je kunt ook meedoen. Zie onder ‘Word Regiohacker’ op de site of in de Stentor.