maandag 25 april 2016

Open Educational Resources (OER)

Veel docenten die in hun lessen gebruik maken van een methode vullen die lessen vaak aan met verrijkend (digitaal) lesmateriaal. Sommige docenten zouden zelfs de huidige methode wel willen vervangen door een zelf ontwikkeld curriculum met gebruikmaking van digitale leermiddelen. Een aantal docenten gebruikt nu al eigen lesmateriaal, maar wil dit eventueel nog (digitaal) verdiepen. Zelf vervaardigen en samenstellen van lesmateriaal ligt binnen handbereik, er is inmiddels een breed scala aan open leermateriaal voorradig. De term hiervoor is Open Educational Resources (OER), leermaterialen die vrij en open beschikbaar zijn op internet. Iedereen kan ze gebruiken en iedereen kan er aan bijdragen, door ze te beoordelen, van commentaar te voorzien of aanpassingen of aanvullingen te maken. UNESCO ziet OER als een goede manier om de toegang tot onderwijs te vergroten en de kwaliteit van leermiddelen te verbeteren. OER kunnen daardoor een belangrijke bijdrage leveren aan de millenniumdoelstelling Education for All. Landelijk gezien zijn de Stercollecties van Vo-Content een goed voorbeeld van een door docenten zelf ontwikkeld curriculum. De Stercollecties zijn open digitale leerlijnen van actueel, flexibel en leerlinggericht materiaal voor het voortgezet onderwijs.
In vooral het buitenlandse hoger onderwijs worden ook stappen gezet met bijvoorbeeld Open Textbooks. Open Textbooks zijn studieboeken die gratis online verkrijgbaar zijn en uitgegeven zijn onder een open copyrightlicentie en dus vrij zijn voor hergebruik en/of aanpassingen. In het hoger onderwijs spelen naast overwegingen als Education for All en het samen maken, beoordelen en aanpassen van open digitaal leermateriaal nog andere zaken: De belangrijkste en ook vaak nog enige reden voor het verschijnen van bijvoorbeeld Open Textbooks in het buitenland zijn de hoge prijzen die uitgeverijen rekenen voor studieboeken. In de Verenigde Staten leiden deze kosten er schrikbarend vaak toe dat studenten niet gaan studeren, minder vakken volgen dan ze zouden willen, of zelfs helemaal met hun studie moeten stoppen. (Bron: Surf Open Textbooks)

Hoewel sommigen een onderscheid maken tussen MOOC’s  en OER en juist wijzen op de verschillen als tijdelijkebeschikbaarheid van een MOOC en het onveranderbare karakter, ziet bijvoorbeeld een EU-project als ECO (Elearning, Communication, Open-data) eenMOOC wel als OER. Zij leggen de nadruk op het open karakter van de MOOC, als een cursus die gratis online wordt gegeven en waar iedereen aan deel kan nemen. Vanuit het standpunt van de lerende is er inderdaad geen onderscheid tussen een MOOC en OER. De docent echter is juist vaak gebaat bij de veranderbaarheid van het lesmateriaal dat hij in zijn lessen wil gebruiken. In dat geval geldt bij een MOOC: ’what you see is what you get’. RobertSchuwer schreef daar al eerder uitgebreid over. Voor wie geïnteresseerd is in het onderwerp: Schuwer houdt de ontwikkelingen voor wat betreft open en vrij beschikbaar lesmateriaal nauwlettend bij op zijn site.

Wat de reden ook is om vrij en open leermateriaal te gaan (her)gebruiken of te maken, zoals de kosten van de studieboeken of zelf invulling willen geven aan het curriculum, de huidige digitale tijd biedt een scala aan mogelijkheden om lesmateriaal aan te passen. De Stercollecties zijn bijvoorbeeld opgebouwd uit bouwstenen die maatwerk mogelijk maken. De docent kan het digitale lesmateriaal naar wens arrangeren. Teksten, opdrachten en toetsen zijn naar eigen inzicht in te zetten, te combineren en aan te vullen, op een manier die past bij het leerniveau van de leerlingen. Als je materiaal gaat hergebruiken let dan wel altijd op onder welke licentie het materiaal is gepubliceerd. Er worden namelijk niet altijd dezelfde licentievormen gebruikt.
Open Textbooks hebben door alle toevoegingen en interactieve mogelijkheden, meer verwantschap met andere open online leermiddelen dan met een traditioneel studieboek. In Open Textbooks staan links naar ander onderwijsmateriaal, er zijn vaak video’s ingebed en er zijn doorverwijzingen naar interactieve elementen, zoals simulaties en animaties. Deze ‘navigatiemogelijkheid’, de koppeling met externe bronnen, is een ander belangrijk voordeel van Open Textbooks boven reguliere studieboeken.
Net als andere OER bieden Open Textbooks dus meer didactische mogelijkheden dan papieren onderwijsmateriaal. Werken die onder een open copyright licentie verschijnen, mogen naar hartenlust worden bewerkt, gemixt en hergebruikt. Een docent kan een Open Textbook aanpassen aan de lokale situatie, actuele casussen toevoegen, of er bijvoorbeeld voor kiezen om alleen een enkel hoofdstuk op te nemen in zijn eigen onderwijsmateriaal. Een succesvolle vindplaats van open leermateriaal  voor het hoger onderwijs is de SaylorAcademy. Andere voorbeelden zijn de OpenTextbook Library, en College Open Textbooks. Een (nog incompleet) overzicht vind je hier.



Voor het primair en voortgezet onderwijs is Wikiwijs Maken een tool voor docenten om eigen leermiddelen te maken van teksten, afbeeldingen en ingebedde materialen. Deze zijn trouwens printbaar en gratis te verwerken tot PDF of eBook. Bovengenoemde Stercollecties voor het voortgezet onderwijs zijn een onderdeel van Wikiwijs. Voor het Nederlands taalgebied is er ook nog het van oorsprong Belgische Klascement.
Ook de Vrije Scholen hebben inmiddels hun eigen Wikiwijs in de vorm van de Vrijeschoolwiki. Ook hier is het materiaal te downloaden en aan te passen. Een groep van 6 docenten van de vrije scholen Groningen, Zeist en Zutphen hebben tevens besloten om zelf materiaal voor Biologie te gaan maken omdat de hoofdstukken uit de gewone boeken niet goed overeenkwamen met ons onderwijs. Een van de deelnemende docenten  gaf aan: ‘We willen veel meer vanuit de fenomenen werken”. In eerste instantie wordt dit een tekstboek met opgaven. In een later stadium wordt gedacht aan een digitale versie, waar ook andere scholen (delen) van kunnen gaan gebruiken.
Uit onvrede met bestaande methodes is ook Cumulus (initiatief van een economiedocent) geboren. De initiatiefnemer zet zich af tegen methoden van de grote onderwijsuitgevers waarin gepersonaliseerd leren een steeds grotere rol krijgt. Cumulus stelt daar een methode tegenover waarbij de docent centraal staat. De docent moet vooral de mogelijkheid hebben om een eigen draai aan de leerstof te kunnen geven, en digitaal materiaal te gebruiken als versterking van de kennisoverdracht die in de klas plaats vindt. Het materiaal van Cumulus is open, maar niet vrij toegankelijk. In een blog van Wilfred Rubens lees je meer over dit initiatief.

Nu komen we ook bij een belangrijk punt. Hoe krijg je docenten mee? Het Vrije school project voor Biologie werkt omdat daar extra uren voor zijn vrijgemaakt. Dat is - denk ik - toch wel een vereiste om deze verandering in het onderwijs tot een succes te maken. De deelnemers aan een bijeenkomst die de Surf academy in 2015 hield stelden dat je docenten in het hoger onderwijs aan boord krijgt door ze te laten meeschrijven aan - in dit geval - Textbooks, al dan niet in het kader van deskundigheidsbevordering. Eén van de deelnemers: : “Ik heb zelden zoiets leerzaams gedaan als samen met collega’s een studieboek maken”. Docenten krijg je dus aan boord door ze zelf te laten meeschrijven en meedenken. Je activeert ze met een dergelijk project en maakt het interessant om lesstof te kunnen actualiseren, aanvullen en eventueel ander online materiaal in te bedden en te koppelen.(Bron: Surf Open Textbooks)
Zowel kopen als zelf maken van leermateriaal is kostbaar. Maar er is natuurlijk nog een derde manier: het puur hergebruiken en doorontwikkelen van het materiaal van anderen, aldus Kennisnet in een publicatie gericht op het mbo.

Over de rol van de docent schrijft AVANSHogeschool: “Het werken met Open Educational Resources (OER) heeft gevolgen voor de vorm die het onderwijs aanneemt. De docent heeft nu nog in grote mate de rol van kennisoverdrager. Die rol zal zich steeds meer ontwikkelen tot begeleider in het proces waarbij kennis, die een student elders vindt, moet worden beoordeeld op bruikbaarheid.De docent zal ook creatief moeten worden in het zoeken naar lesvormen waarin deze externe kennis een plek krijgt”.
Maar, OER moeten natuurlijk ook worden ontsloten. En dan komt de rol van de Bibliotheek/Mediatheek in beeld. In 2015 verscheen een rapport over de rol van de bibliotheek (universiteit/hogeschool) in open en online onderwijs. Het rapport stelt onder meer: “De van oudsher bekende expertisegebieden van bibliotheken (advies over auteursrechten, ontsluiten en opslaan van content en bevorderen van informatievaardigheden) worden door de ontwikkeling van open en online onderwijs steeds relevanter”. Dat geld m.i. ook voor de Mediatheek in het voortgezet onderwijs. De onderwijsondersteunende rol van de mediathecaris kan nog zwaarder worden aangezet waar ook zijn of haar de ict-vaardigheden worden ingezet. Deze zijn - mede door de specifieke scholing - over het algemeen genomen van een hoger niveau dan die van de docenten. Moderne Mediatheken houden zich ook al langer bezig met het verzamelen en ordenen van digitale tools, er is kennis van open online leermateriaal, van auteursrecht en informatievaardigheden. (Zie ook Janina van Hees)


 Zijn er - vanuit het standpunt van de lerende - onderwijskundige voordelen (en nadelen?) Een aantal onderzoeken heeft gekeken naar de vraag of er verschillen zitten tussen de leerprestaties van studenten die gebruik maken van elektronische boeken versus studenten die gebruik maken van boeken op papier. Literatuuronderzoek concludeert dat instructie op veel verschillende manieren en via verschillende media uitgeleverd kan worden zonder invloed op de resultaten. Een aantal studies rapporteert een (kleine) positieve invloed op leerprestaties bij het gebruik van Open Textbooks. Studenten hebben over het algemeen meer tijd nodig bij het lezen van elektronische teksten. (Bron: SurfOpen Textbooks)
De  beschikbaarheid van digitale leermaterialen en ICT zou actievere vormen van leren kunnen ondersteunen, maar dit heeft weer niets te maken met de open vorm. Hoogstens zou meer beschikbaarheid van open leermaterialen een grotere hoeveelheid bronnen geven waaruit een docent kan kiezen en zou de open licentie de docent de mogelijkheden bieden de leermaterialen te contextualiseren wat dan wellicht tot betere ondersteuning van de gewenste didactiek zou leiden. (Schuwer)
Er zijn dus wel degelijk onderwijskundige voordelen te behalen voor vooral de onderwijsgevenden. Zeker waar je geheel eigen invulling kunt geven aan je lesmateriaal zoals dat nu bij Biologie op de vrije scholen plaatsvind. Resteert ook een grotere rol voor de mediathecaris om voor lerende en docenten de weg te wijzen in de enorme hoeveelheid (open) lesmateriaal en ze te ondersteunen bij het gebruik van digitale tools.